Wat gebeurde er toen een 8-jarig meisje in de kist van haar vader lag – de omhelzing die de hele kamer schokte
Camille, amper acht jaar oud, stond roerloos voor de kist.
Ze was er al uren niet meer uit geweest en weigerde koppig om weg te gaan.
Haar moeder had meerdere keren geprobeerd haar eruit te trekken, maar tevergeefs.
Het kleine meisje wilde bij haar vader blijven. Er vielen geen tranen uit haar ogen: ze staarde hem alleen maar aan, zwijgend, haar handen rustend op de rand van de kist.
Julian lag in zijn favoriete witte shirt, zijn armen over elkaar geslagen.
Hij zag er bleek, maar vredig uit.
Het huis van de grootmoeder zat vol familieleden die hun respect kwamen betuigen.
Sommigen huilden zachtjes, anderen fluisterden, terwijl de kinderen, zich niet bewust van de tragedie, in de tuin speelden.
Camille bleef echter roerloos.
Sinds hun aankomst had ze niets gegeten en weigerde ze te gaan zitten.
Het enige wat ze had gevraagd, was een stoel, zodat ze nog dichter bij haar vader kon zijn en zijn gezicht kon bereiken.
Sommigen dachten dat ze in shock was. Maar de grootmoeder, wijs en moe, had gezegd:
“Laat haar met rust. Iedereen neemt op zijn eigen manier afscheid.”
De moeder was uitgeput en haar ogen waren gezwollen van de tranen. Uiteindelijk hield ze op met aandringen.
De uren verstreken. De nacht was allang gevallen en de kist stond nog steeds te wachten om naar de begraafplaats gebracht te worden.
Beetje bij beetje begonnen de volwassenen zich zorgen te maken: niet om Julian, maar om Camille.
Ze sprak niet meer. Ze bleef daar, met haar armen over elkaar op de kist, peinzend over haar vader.
Ze probeerden nog een paar woorden tegen haar te zeggen: ze reageerde niet.
Geen tranen, geen gebaren, geen tekenen.
Het was alsof ze ergens op wachtte.
En die vreemde stilte deed harten bevriezen. Een vage indruk zette zich vast, als een voorgevoel: er ging iets gebeuren.
Die nacht sliep niemand.
Sommigen fluisterden op het terras, anderen liepen heen en weer in de woonkamer om op het kleine meisje te letten.
Camille stond daar, onverzettelijk.
Haar oogleden voelden zwaar aan, maar ze weigerde ergens anders te gaan liggen.
Dus legde de grootmoeder voorzichtig een deken over haar schouders. Niemand durfde haar verder te duwen.
De tijd verstreek. De gesprekken werden minder intens, sommigen gingen naar buiten om een sigaret te roken, anderen zochten een kop koffie, terwijl de moeder, gebroken, in slaap viel op een stoel.
Op dat moment nam Camill haar besluit.
Ze klom op de stoel, zette een knie op de kist en klom er vervolgens, met berekende traagheid, in.
Alsof ze zich al lang op dit gebaar had voorbereid.
Niemand merkte het totdat ze al op het lichaam van haar vader lag, met zijn armen teder om haar heen.
Toen zijn tante zich omdraaide en het tafereel zag, klonk er een schreeuw. Iedereen rende er meteen naartoe.
Er brak een tumult uit.
Eerst dachten ze dat Camille het bewustzijn had verloren. Maar toen ze dichterbij kwamen, verstijfden ze van angst.
Julians hand rustte op de rug van zijn dochter.
Alsof hij haar omhelsde.
Sommigen verstijfden. Anderen mompelden dat ze haar arm bewogen moest hebben.
Maar nee: het gebaar leek natuurlijk, licht opgeheven, ongedwongen.
Een man probeerde haar eruit te trekken, maar de grootmoeder hield hem met een vastberaden gebaar tegen.
“Wacht,” zei ze. “Er gebeurt iets wat we niet begrijpen.”
Camille, die tegen haar vader aan zat, bleef roerloos zitten.

Haar ademhaling bleef kalm en regelmatig, alsof ze in slaap was gevallen in de ijskoude armen van haar vader.
En Julians hand – dezelfde hand die haar hand tijdens zoveel wandelingen had vastgepakt – rustte op haar rug, alsof hij haar voor de laatste keer wilde beschermen.
Een teder en ontroerend afscheid!
De tante die had geschreeuwd, barstte in tranen uit, niet langer van angst, maar van pijn vermengd met ondraaglijke tederheid.
Haar moeder, tot dan toe verstijfd van verdriet, ging rechtop zitten, haar ogen wijd open, verscheurd tussen angst en verwondering.
Het huis werd stil.
Geen gefluister, geen gehuil, zelfs geen ver weg gelach van de kinderen buiten.
Alles wat overbleef was dit beeld: een klein meisje, ineengedoken tegen haar dode vader, en die vader leek haar voor de laatste keer te troosten.
De lucht werd zwaar en trilde van een onverklaarbare aanwezigheid.
De grootmoeder knielde met een trillende maar vredige stem naast de kist, streek over het haar van het kind en fluisterde:
“Laat haar maar… Zo moet het zijn.”

Niemand durfde in te grijpen. Het moment had iets heiligs, het tartte alle menselijke logica.
De minuten strekten zich uit als uren. De maan scheen door het raam en hulde het tafereel in een onwerkelijke helderheid, ergens tussen droom en werkelijkheid.
Toen slaakte Camille plotseling een diepe zucht.
Julians hand gleed zachtjes en viel terug op haar borst.
Het kleine meisje opende haar ogen half, alsof ze uit een diepe slaap was gewekt.
Ze keek om zich heen en zocht toen naar haar moeder, die trilde en geen adem kon halen.
Haar grootmoeder hielp haar uit de kist en Camille wierp zich in haar moeders armen.
Ze kneep er met alle kracht in.

Zijn moeder huiverde: dit contact was tegelijk vol leven en geladen met een echo van elders.
“Maak je geen zorgen, mam,” mompelde het kind zachtjes. “Papa slaapt… maar hij zei dat hij altijd bij me zou blijven.”
Toen, voor het eerst sinds het begin van de wake, huilde Camille.
Ze huilde met al haar onvergoten tranen: verdriet, pijn, afscheid.
En haar moeder omhelsde haar terug en weigerde haar los te laten, terwijl de lucht om hen heen leek op te klaren, alsof er eindelijk een onzichtbare last van hen was gevallen.







